Oude stukken en dito privileges

Laatst werd ik gevraagd naar een stuk over Bert Schierbeek dat ik ooit schreef en dat nu niet meer te vinden leek. Ik heb in de loop der jaren allerlei artikelen over andere dichters en andere zaken geschreven voor een heel scala aan papieren en digitale media, van het roemruchte literaire tijdschrift De Held tot het opinieweekblad De Groene Amsterdammer en van een tentoonstellingscatalogus tot een magazine als MEdium van de Stichting ME/CVS Nederland.

een van de vele nummers waar ik als dichter en poëziechroniqueur aan meewerkte – vormgeving Joke Hoogerhout

Op mijn oude homepage is een deel daarvan nog terug te vinden, maar die is in dezelfde loop der jaren steeds ongeschikter geworden, want slecht navigeerbaar op beeldschermen van telefoons en tablets. Tijd om ook dit proza op hanskloos.nl te inventariseren.

Gelukkig is een flink aantal inmiddels elders terug te vinden, op dbnl.org, de Digitale Bibliotheek der Nederlandse letteren, of op de sites van de tijdschriften waarin de stukken oorspronkelijk verschenen. Hier op hanskloos.nl vind je vanaf vandaag de pagina Verspreid proza met links naar een hele rits artikelen.

Maar sommige stukken zijn zo door de digitale mangel gehaald dat ze schier onleesbaar zijn geworden, en andere zijn simpelweg nog niet gedigitaliseerd. Die hoop ik hier ook te ontsluiten.

Om daarmee een begin te maken staat boven aan de lijst een stuk over een gedicht van Cees Nooteboom. Ik schreef het in 1991 voor De XXIe Eeuw, de opvolger van De Held, en het ging over (wit) privilege, al wist ik toen nog niet dat we dat vandaag de dag zo zouden noemen.

PS Dat essay over Schierbeek komt er ook aan.

Wat er met de woorden gebeurt

Laatst moest ik weer denken aan de woorden die de een tegen de ander zegt en wat er dan met die woorden gebeurt. En toen moest ik ook denken aan een oud gedicht dat een paar jaar geleden plotseling gezelschap kreeg van een cello en een saxofoon. Hieronder hoor je hoe die samenkomst heeft geklonken.

Op saxofoon hoor je Hubert-Jan Hubeek, op cello Jur de Vries, op stem HK.

Lees het gedicht en waarom de tekst muziek is geworden.

De hemel licht dagelijks op van die overmacht

Deze week ziet alweer een vertaling van mij het licht, maar deze lift mee in het werk van een collega. Nicolette Hoekmeijer heeft On Freedom (Four Songs of Care and Constraint) van Maggie Nelson vertaald en mij gevraagd het gedicht onder handen te nemen dat de schrijfster gebruikt als motto.

de Nederlandse uitgave
vertaald door Nicolette Hoekmeijer

Leviathan heet het gedicht en die titel verwijst niet alleen naar een monster uit de bijbel, maar ook naar het gelijknamige boek uit 1651 waarin Thomas Hobbes zijn ideeën over de staat uiteenzet.

De dichter George Oppen publiceert na een veelbelovend debuut bijna dertig jaar lang geen poëzie, omdat hij er niet meer in gelooft. In 1962 verschijnt dan toch zijn tweede bundel The Materials. En Leviathan is het gedicht waarmee Oppen de bundel afsluit. ‘We moeten praten’ zegt hij twee keer in het gedicht. Dat zou zomaar de reden kunnen zijn dat hij weer poëzie is gaan schrijven.

George Oppen (foto Richard Friedman)

Dat is inmiddels zestig jaar geleden. Dat Maggie Nelson het gedicht als motto gebruikt, betekent dat het voor haar nog altijd actueel en van belang is. Als vertaler kan ik dat alleen maar onderschrijven.

In zekere zin lijkt het zelfs van toepassing op wat er in en rond Oekraïne gebeurt. Oppen heeft als soldaat in meerdere WOII-veldslagen gevochten en is na een zware verwonding onderscheiden met het Purple Heart. Er zijn meerdere lezingen mogelijk van de regels het ‘overwicht van objecten’. De hemel licht / dagelijks op van die overmacht en een daarvan is een oorlogssituatie.

_______

George Oppen
Leviathan


De waarheid is ook haar najagen:
zoals geluk, en houdt geen stand.

Zelfs het gedicht vreet zich weg nu
in het zuur. Jagen, jagen;

een wind draait een beetje,
draait in de rondte, erg koud.

Hoe zeggen we dat?
In gewone mensentaal –

We moeten praten. Ik kan niet langer rekenen op de woorden,
het raderwerk van de wereld. Wat onverklaarbaar is

is het ‘overwicht van objecten’. De hemel licht
dagelijks op van die overmacht

en wij zijn het hier en nu geworden.

We moeten praten. Angst
is angst. Maar wij laten elkaar in de steek.
 

_______

vertaling © 2022 Hans Kloos

Van geen betekenis

‘Een indrukwekkend, compromisloos staaltje schrijven dat de innerlijke werkelijkheid van het leven van een werkman een respect en aandacht geeft die het zelden krijgt,’ schreef de Sunday Times vorig jaar bij het verschijnen van James Clammers debuutroman Insignificance.

Andere besprekingen waren eveneens vol lof:
‘De intense, intieme vertelstem laat het boek met zijn omtrekkende bewegingen en riedels diep in het bewustzijn van de lezer verzinken.’ [the Critic]
‘Clammer schrijft met humor en zwoele lyriek. Dit slanke boek haalt diep adem.’ [the Spectator]

omslag door Otherwere

22 maart verschijnt mijn Nederlandse vertaling bij uitgeverij Querido. Toen ik daaraan begon, schreef ik al waarom ik het zo’n leuke opdracht vond en later nam ik de titel onder de loep. Nu is het tijd voor een voorproefje uit Van geen betekenis. Dit boek laat de lezer in het hoofd van een loodgieter belanden tijdens een klus op een dag die beiden zal heugen.

_______

Naar boven liep hij zonder de klok een blik te gunnen, de tijd deed nu niet meer zo vriendelijk aan. Een raam dichtbij had een stralend blok zonlicht toestemming verleend zich op de overloop van de trap te parkeren en toen hij erdoorheen was gelopen op weg naar de sombere badkamer stak de spijt hem, want zoals elke Engelsman had hij geleerd wroeging te krijgen als hij uit de zon ging. Het is gewoon misdadig om binnen te zitten op een dag als vandaag, profiteer er nu van, straks is het alweer winter, wat je allemaal als kind te horen krijgt. Zonder twijfel zijn we hier op deze eilanden allemaal heel delicate schepsels dat we zo benauwd raken als het om deze zaak gaat, terwijl andere, neem onze talrijke avonturen in het buitenland, in heel weinig onbehagen hebben geresulteerd. In de badkamer staarde Joseph naar al het gereedschap dat kriskras over de vloer lag, pakte toen de led-zaklantaarn en scheen ermee in het bovenste gat waar ooit de warmwatertoevoer had gezeten, de boiler was mooi aan het leeglopen, verbazingwekkend toch hoeveel water erin ging, hij kon het onder zijn hand voelen bewegen, een licht heen en weer schudden, dat gaf de burger moed. Maar andere mijlpalen dan het overhevelen lagen nog steeds in het verschiet, het aftappen van de verwarmingselementen wat langdurig gemorrel zou behelzen aan de radiator die het dichtst bij het zeeniveau hing, het loskoppelen van de toe‑ en afvoer van de koperen spiraal, het verwijderen van de ketel zelf, installatie van de nieuwe, het grootscheeps gevecht met de elektrische afsluiter, het grote hervullen, die moesten allemaal nog komen. Verder oponthoud kon zeker niet worden geduld. Al moest hij waarschijnlijk eerst even aan het opruimen slaan, het gereedschap lag overal, hij kon nergens een voet neerzetten, altijd al een slordige werker geweest. Joseph boog voorover, pakte dit stuk gereedschap op, pakte dat stuk op, archetypisch beeld van de kromgebogen werkman, hij legde de grote opsteekringsleutel apart die hij voor het direct volgende karweitje nodig had, het is nu onze droeve plicht de lezer in te lichten dat dit het moment was waarop de rampspoed definitief besloot toe te slaan. Met het bloed dat hem al een beetje naar het hoofd stroomde en de duizeligheid die daar nog rondhing schoof er nu aan één kant een zweem zijn gezichtsveld in, een wriemelende vlek vlammend zeewier, in de breedte van zijn blikveld was het zo groot als een munt van een pond maar het dijde uit, en om het af te maken begon het ook te bonzen in zijn oren. Wat een fijn moment hiervoor. Hij ging rechtovereind staan en wachtte even, wat ging die zweem doen, misschien kon hij door deze heen werken, nee, toen hij de opsteekringsleutel weer wilde oppakken, een groot geval evengoed, tastte zijn hand mis, ging er zo langs, hij moest de moeren van de toe‑ en afvoer van de spiraal losdraaien, nee, waar zat hij met zijn hoofd, daar stond nog water in, zwart cv-water zou eruit stromen, iets anders moest hij eerst doen, wat, weet het niet meer, terwijl hij rondkeek door de badkamer viel de vastheid van de muren weg, hij probeerde alle scherpomlijnde spullen met zijn blik vast te leggen, ging niet, ze bleven bewegen, de vlammende vlek pulseerde, rechts ervan kwamen zwarte golven van vervorming aanklotsen, middenin vormde zich nu haarscherp een bliksemschicht of elektrisch aandoende ontlading, op zijn zij gekanteld, zigzaggend, flitsend, die was er steeds of hij zijn ogen nu dichtdeed of openhield. Stuntelend kreeg hij de gereedschapskist dicht, klikte de sluiting vast, groot rood onhandig geval, hij ging erop zitten, goeie hoogte en stevig genoeg daarvoor, eng zo snel het was gekomen, sommige mensen noemden het een aura, net als het bloeden van zijn vingertoppen gebeurde dit vroeger nooit. Met de ellebogen op de knieën en het hoofd in zijn handen duwde hij de knokkels van zijn duimen in het bovenstuk van zijn oogholtes, op zijn linkerduim voelde hij de vettigheid van sijpelend bloed, het ging niet goed, het ging helemaal niet goed.

_______

uit: James Clammer Van geen betekenis
vertaling Hans Kloos
uitgeverij Querido
2022

Alles is weg

Mijn recente vertalingen uit het werk van Thomas Tidholm – zie dit bericht – lokken reacties uit van andere dichters en blijken het abonneebestand te laten groeien van literair tijdschrift Terras waarin ze een jaar geleden verschenen. Dat werd weer gevolgd door een publicatie op Samplekanon – zie dit bericht – en Terras komt nu naast de teksten op papier ook met twee andere gedichten op de site: ‘Motor’ en ‘Het licht’.

Beide komen uit de bundel Rösterna från Avocadobergen (‘De stemmen uit de Avocadobergen’, 2018). De Avocadobergen zijn geen bergen, maar de naam van wat ooit een voorstadje is geweest. De grote stad waar het bij heeft gehoord is vergaan. In de bundel klinken de stemmen van de mensen die niet weg wilden of konden en van anderen die aan zijn komen waaien.

Bij de gedichten op de site van Terras past een andere tekst uit die bundel. Die vind je hieronder. Later hoop ik hier ook oudere vertalingen weer toegankelijk te maken.

_______

De zon

Ik geloof niet dat er iets anders is dan
de zon. De zon komt over het veld
groot als de dood, als een heel grote engel
strijkt met de hand over het gras
vergaart het zaad en vermengt het met licht

Wij gaan ’s ochtend vroeg het beton in
Dragen het eten zeven trappen op, het venster
is een gat recht voor ons
Om negen uur komt ze om het grijze gebouw heen
en recht naar binnen, bedient zich van brood en boter
eet de kruimels op, slaat een brandend vierkant
in de achtermuur. Wij zitten daar stil en lief

Niet alleen de nacht, niet alleen de kou
is nu weg. Alles is weg
Alleen de zon is er
 

Thomas Tidholm
vertaling Hans Kloos