Vorige maand al is Hitler, Stalin, vader en moeder verschenen, het boek van de Britse politicus en columnist Daniel Finkelstein dat ik samen met Sylvie Hoyinck en Annemie de Vries voor De Bezige Bij heb vertaald. Het wordt hier en daar al met lof ontvangen door de pers. Met name vanwege de verknoping van familieverhalen met de grotere geschiedenis en dat in een stijl die tegelijk zakelijk, navrant en ontroerend is, schrijft bijvoorbeeld Paul van der Steen in Trouw. Het Engelse origineel is vrijwel tegelijkertijd uitgekomen en wordt in The Guardian zo gekenschetst: ‘A son’s profoundly moving account of his parents’ survival under Nazi and Soviet rule’.
Eerder schreef ik al dat Finkelstein het verhaal van zijn opa en oma en hun kinderen van moeders en vaders kant beschrijft. Zijn moeders achternaam was Wiener en de Wieners waren Duitse Joden uit Berlijn die al vroeg naar Amsterdam vluchtten, maar daar alsnog met de nazi’s te maken kregen. Opa Alfred Wiener zal op den duur een van de belangrijkste aanvoerders van bewijsmateriaal worden op grond waarvan veel nazi’s na de oorlog worden veroordeeld.
De Finkelsteins, vaders kant, waren Poolse Joden uit het toen nog Poolse Lwów – nu het Oekraïense Lviv – waar Stalins Rode Leger huishield waarna de Finkelsteins in zijn goelags verdwenen. Dat dit geen definitief verdwijnen werd, is mede te danken aan Hitler die Stalin van bondgenoot tot vijand verklaarde. Het boek staat vol met zulke soms intrieste, soms komisch absurde wendingen. Als voorproef volgt hier zo’n wending in de lotgevallen van Finkelsteins vader en oma die gescheiden van vader en man naar een goelag in Siberië zijn gedeporteerd. Zijn vader is dan nog een jochie.
Behalve de kaas en de twee keer mazzel was er zo nu en dan een rantsoen meel voor de ‘lijm’ zoals mijn vader de brij noemde die ze ermee maakten. Die was net aan eetbaar met een snufje van de suiker die uit Lwów was opgestuurd. Om het te kunnen maken moesten twee hindernissen worden genomen. Zolang Ludwiks meststapel nog aan het drogen was, bleef het een probleem om aan brandstof voor het koken te komen. En ze hadden ook geen kookgerei, nog niet één pan. Deze problemen waren gelukkig hanteerbaar met typisch communistische oplossingen.
De eerste was dat het bevoegd gezag besloten had om in het belang van de algemene hygiëne het dorp een voorraad kwispedoors te zenden. Die waren op zijn zachtst gezegd niet heel erg in trek bij de dorpelingen, maar de gedeporteerden maakten er gretig gebruik van om eten in te bewaren of in te koken. Toen Ludwik het vet van de verdronken os naar huis had gedragen, gebeurde dat in een kwispedoor. Dat was niet makkelijk geweest omdat er een gat zat in de kwispedoors, maar het lukte net.
Ludwik vond ook een socialistisch antwoord op het nijpende brandstofprobleem. Naast de kwispedoors hadden de landarbeiders vooral een degelijk begrip van de communistische ideeën nodig, besloot het Sovjetgezag. Dat voorzag hen daarom ongevraagd van een grote voorraad van een boek getiteld Korte geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie, in het Kazachs. Deze voorraad bleek te groot voor de vraag, aangezien de lezersvraag gelijk was aan nul. Ludwik kwam er proefondervindelijk achter dat één deel precies lang genoeg bleef branden om een kwispedoor ‘lijm’ mee te koken. Hij confisqueerde een groot deel van de voorraad van de boerderij.