De titel van een schilderij
zou het kunnen zijn
of een geile dagdroom,
maar je bent het zelf
staand in de natriumgloed
van straatlantaarns, overstraald
door het schijnsel van de volle maan,
omlijst door het raamkozijn
en het lukt je niet
om de kleur te benoemen
en je raadt het niet
van je hand, je buik –
je weet niet
of dat aan jou ligt
en dat is recht
en dat is krom
aan de woorden die we hebben
geen vogel, geen vis
of aan het licht
of wat je daar doet
geen duizendpoot
die ramenlapper is
in het warme oog van de stille nacht
Je hebt geen honger, geen dorst,
geen slaap, geen dikke dikke
reeree tante Kee
Je staat daar bloot
voor niemand
en schrikt
als de koelkast aanslaat
_______
_______
uit de bundel het zingen van het ijs
2002
© Hans Kloos
Dit openingsgedicht van de bundel is ook opgenomen in De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten, de zogenaamde ‘dikke Pfeijffer’. Het slotgedicht van de bundel stond in zijn voorganger de ‘dikke Komrij’.
Hieronder kun je een live opname van dit gedicht beluisteren uit Music Hall in VPRO’s De avonden op 19 februari 2002.