Men vraagt de man
die tussen zevenduizend hanen sliep
hoe het is
om daar te ontwaken.
‘Het is alsof ik duizend engelen hoor flipperen.’
Het verloren gevecht zakt
langzaam in hem weg,
hij steekt een sigaret op en lacht
gelaten zijn tanden bloot
maar vindt dan gaten
in zijn hoofd
waardoor hij naar buiten klimt.
‘Met de kloten van de duivel.’
_______
_______
uit de bundel het zingen van het ijs
2002
© Hans Kloos
Ook opgenomen in de bloemlezingen Klotengedichten (2005), 25 jaar Nederlandstalige poëzie 1980 – 2005 (2006) en Meesterwerk (2009).