Pär Hansson – Duizelig

Ik voel me duizelig, ik loop de aula uit de gang op. Een grijs licht komt door hoge ramen naar binnen. Het is een bewolkt licht dat geen schaduwen achterlaat. Een paar bladeren die naar binnen zijn gewaaid liggen roerloos op de geboende vloer. Ik voel aan de bladeren. Ze zijn dor en geel. Ik trek mijn schoenen uit en volg de gang, mijn wollen sokken glijden stil over de blanke vloer en ik kom geen andere leerlingen tegen, geen leraren. Ik ga een van de toiletten in, doe de deur goed op slot en het licht uit en trek mijn kleren uit. Ik kleed me uit tot ik naakt ben en betast mijn lichaam. Het is vochtig en verhit. De ruimte is donker en er is rust in het donker, ik kan mijn stem horen. Ik voel me moe, ga op de koele vloer liggen, slechts een dun streepje licht bereikt mij nog tussen de drempel en de onderkant van de deur door. De ruimte is zo klein dat ik bij beide muren kan, ook al lig ik op mijn zij. Het is fijn om op mijn zij te liggen. Ik heb het niet koud, schop met mijn voeten. Ik speel met mijn hand in het dunne licht, meet het punt af waar het licht van buiten wordt opgegeten door het eigen donker van de ruimte. Ik zie de schaduw van voeten. God staat buiten te wachten. Dan wordt er ongeduldig aan de deur gerukt, een metalen klank die maar door blijft daveren. Maar dat kan mij niets schelen. Ik speel met het licht, laat het golven over de knokkels en vingerkootjes.


uit Familjekista (2001)
vertaling Hans Kloos

Lees meer gedichten van Pär Hansson