tegen haar, de woorden
waarvan je niet wist
dat je ze had,
ze zijn er nog.
Je weet niet wat ze zal doen
met die woorden of zij
met haar. Ze gaan rond
door de kamer, kaatsen van muur
naar muur zolang niemand weggaat.
Zometeen zal ze de deur uitgaan
en zullen ze met haar naar buiten glippen.
De hoge gang door
het kleine trapje af
de straat op over de rode klinkers
de bomen langs en grote gebouwen.
Een enkele zal verward raken
in de vervilte baard van een dakloze,
de meeste zullen uitzwerven achter auto’s
en treinen aan het land in
om daar voor altijd deel uit te gaan maken
van het landschap –
alleen jij bent nog thuis
_______
_______
_______
uit de bundel de hand boven het hoofd
1994
© Hans Kloos
In 2017 kreeg dit gedicht 23 jaar na het verschijnen een muzikale vorm. Een publieksopname daarvan kun je op deze pagina bekijkluisteren. Daar lees je ook meer over het gedicht en waarom er muziek bij kwam.