Student onder de wapenen

Erwin Mortier stelde voor De Bezige Bij in het kader van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog een reeks samen van vijf niet eerder vertaalde, literaire meesterwerken waarin die oorlog centraal staat. In 2016 werkte ik als poëzievertaler samen met drie prozavertalers aan Testament van de Jeugd, het eerste lijvige, ook verfilmde deel van Vera Brittains autobiografie. In 2017 verscheen het door mij alleen vertaalde en inmiddels veel geroemde Tussentijd van David Jones en in augustus 2018 zag Student onder de wapenen het licht, mijn vertaling van de essays die Donald Hankey deels aan het front neerpende. Ik maakte daar een selectie uit en ter introductie van de man en zijn werk schreef ik een voorwoord. Wellicht doet de foto vermoeden dat ik een wel heel rigoureuze selectie uit de twee kloeke delen heb gemaakt, maar dat is vooral te danken aan het verschil in papierdikte, bladspiegel, lettergrootte enzovoort. Ruim de helft van de immens populaire stukken is vertaald. Wie nieuwsgierig is geworden, kan hieronder mijn voorwoord lezen dat voor dit medium voorzien is van links naar achtergrondinformatie.

Frontispice van de eerste bundeling van Hankey’s stukken. Achter het klassieke vloeiblad de titelpagina in rood en zwart. Dit is de 8e druk die nog in hetzelfde jaar verscheen als de 1e, 1916.

VOORWOORD

De man die niet wist wat hij met zijn leven moest, eindigde midden in de Eerste Wereldoorlog als de auteur van een kersverse bestseller in een soldatengraf dat nooit werd teruggevonden. Donald Hankey zou in de eenentwintigste eeuw vermoedelijk een columnist zijn geweest. De verleiding is groot daar een ‘embedded’ columnist van te maken, om hem een ander etiket uit onze tijd op te plakken. Maar hij was geen journalist of schrijver die meereisde met het leger. Hij had zich als zoveel Britten gemeld toen Kitchener, minister van Oorlog, het beroepsleger wilde versterken met vrijwilligers. Hankey was een ex-militair die slechts twee maanden jonger was dan de maximale leeftijd van dertig, maar zijn ambitie was militair noch literair, veeleer moreel van aard.

Twee weken na zijn dood maande zijn uitgever zijn zus Hilda, die fungeerde als zijn redacteur en literair agent, om haast te maken met het vervolg op de bestseller, want ‘het lezerspubliek is wispelturig en vergeetachtig’. Na een halfjaar verscheen dat tweede boek onder dezelfde titel als het eerste met de toevoeging ‘tweede reeks’. Dat ging zo snel omdat beide boeken eigenlijk een bundeling waren van veelal eerder gepubliceerde stukken die het meest weg hebben van uit de kluiten gewassen columns.

De titel van beide boeken siert in vertaling ook deze uitgave. Het origineel, A Student in Arms, was eigenlijk geen titel maar een nom de plume. Zoals meer schrijvende militairen was Hankey uit veiligheidsoverwegingen een alias gaan gebruiken. De ‘Student’ was geen jongeman die uit de collegebanken de loopgraven in was gerold, maar een man die bepaalde zaken bestudeerde, en in dit geval was die man niet alleen gewapend, maar bestudeerde hij ook het gebruik van wapens, hoe er oorlog werd gevoerd. Hankey sloot hiermee aan bij een gebruik van eerdere, controversiële religieuze schrijvers. Voor de veiligheid van zichzelf en dierbaren publiceerden zij onder deze schuilnaam, zoals William Master, die zich verschool achter ‘a Student in Theologie’. Leger en religie, godsdienst en oorlog, strijd en geloof, het zijn de twee lijnen in Hankeys leven die zich ook in zijn schrijven vervlechten.

Als zoon van welgestelde ouders was hij naar de elitekostschool van Rugby en de militaire academie geweest, waarna hij zich als tweede luitenant midden in de Indische Oceaan liet stationeren op het eiland Mauritius, toen nog onderdeel van het immense Britse wereldrijk. Daar leerde hij ook de minder fraaie kanten van het Britse leger en van de staatskerk kennen. Geplaagd door ernstige dysenterie keerde hij na zo’n drie jaar terug naar Engeland, waar hij min of meer noodgedwongen werk ging maken van zijn geloofsovertuiging. Hij studeerde theologie in Oxford en begon aan de anglicaanse priesteropleiding, maar liet zich uiteindelijk toch niet wijden. Wel had hij zich inmiddels in het binnenlandse missie- en diaconiewerk gestort, met name in de slums van Londen, waar de armoe rond 1900 nog schrikbarend was. Maar ook dat hield hij niet vol en hij vertrok benedendeks op een schip naar Australië. Daar verrichtte hij voor kost en inwoning zware lichamelijke arbeid bij arme Britten die hun geluk op Australische grond beproefden. Hij schreef er ook de eerste stukken die in druk zouden verschijnen, en wel in de invloedrijke Westminster Gazette. Hij vertelde over het harde leven in Australië en de zijns inziens kwalijke rol van de overheid bij de immigratie. Tegelijkertijd had hij plannen voor een boek met religieuze thematiek waarin de Engelse kerk niet gespaard zou blijven. Om dat te schrijven keerde hij terug naar Engeland. Toen dat binnen een jaar van dag en nacht doorwerken af was en op punt van verschijnen stond, brak de oorlog uit.

Zijn indiensttreding leidt direct tot het schrijven van korte stukken die ook in de Westminster Gazette verschijnen, zoals Kitcheners leger. Hij raakt gewond bij een van de talloze gevechten om Hooge, het dorpje bij Ieper dat in de loop van de oorlog volledig is weggevaagd. Hij moet in het vaderland herstellen en ook daar blijft hij doorschrijven. In een herstellingsoord legt hij de laatste hand aan Een heengaan in juni 1915, dat zijn eerste stuk zal zijn voor The Spectator, het invloedrijke, conservatieve opinieweekblad. Die allegorische samenspraak van personages als Vader Zon, Lukrake Kogel, soldaat Cecil, Eergeest en Plichtgeest roept direct reacties op die kenmerkend zijn voor de ontvangst van vrijwel al zijn oorlogsstukken. Lezers vragen of het apart als vlugschrift gedrukt kan worden omdat zij denken dat lezing ervan ook anderen goed zal doen. Dat zal later met andere artikelen zeker gebeuren, soms in zeer hoge oplages. Een heengaan wordt echter geen vlugschrift, maar een luxe uitgave voor de lucratieve kersttijd. Maar zijn artikelen worden grif gedeeld. Een majoor leest een later stuk voor aan een hal vol gewonde soldaten die muisstil zitten te luisteren en soms in snikken uitbarsten bij passages over gesneuvelde, onbegraven kameraden.

Het ministerie van Oorlog is vanwege zulke passages niet altijd even blij met zijn stukken en verhindert bijvoorbeeld dat een vermelding van een gasaanval op de eigen troepen in druk verschijnt. The Spectator weigert ook eigener hand sommige stukken die slecht voor de moraal zouden kunnen zijn. Hankeys uitgever heeft minder scrupules, al geeft ‘––––’ ook in deze Nederlandse uitgave nog de plekken aan waar informatie stond die de censor niet duldde. Uitgever, weekblad en Hankey zelf krijgen talloze brieven, van strijders in België en Frankrijk, maar ook van het thuisfront, en heel vaak wordt hij aangeduid als een ‘vriend’. Hij raakt een snaar bij zijn lezers. Zijn toon, zijn vrijdenkerij binnen geloof en krijgstucht, zijn toewijding aan zijn meerderen en ondergeschikten, zijn directe stijl, al die kenmerken samen maken hem tot een schrijver in wiens werk lezers troost en erkenning vinden. Hij weet wat zij of hun geliefden hebben doorstaan, neemt het voor hen op als ze slecht worden behandeld. En zijn ongedurige ambitie anderen ten dienst te zijn, die hem voordien steeds van plan deed veranderen, lijkt in zijn schrijven eindelijk een bestendige vorm te hebben gevonden.

Die vorm is er niet een die met allerlei literaire conventies breekt, zoals gebeurt in Tussentijd van David Jones, die op dezelfde slagvelden heeft gestreden. Hankeys conventionele, maar frisse, betogende stijl maakte hem populair, en die combinatie van essayistische openhartigheid en zijn geliefdheid bij zijn lezers maakt van zijn oorlogsstukken inkijkjes in de gemoedstoestand van de mensen die zo welgemutst aan een oorlog zijn begonnen dat het voor ons 21e-eeuwers haast onvoorstelbaar is. Maar in het schrijven van deze student onder de wapenen leeft dat denken en voelen een eeuw later nog altijd en dat maakt dit boek tot een op zijn minst historisch belangrijk document. Al was het maar omdat er wellicht een parallel zou kunnen worden getrokken tussen het zelfopofferingsdenken van veel gelovige Britten dat Hankey zo helder verwoordt, en de deels religieus gemotiveerde, gewapende strijd van de eenentwintigste eeuw die de gelovigen van nu vaak een bevrijdingsoorlog noemen.

Een halfjaar nadat de eerste bundeling stukken verschijnt, direct gevolgd door herdrukken, is de schrijver al weer geruime tijd aan het front van de dan al ruim drie maanden durende Slag aan de Somme – ‘Het is nogal een grimmig oord waar we nu zitten,’ schrijft hij in de laatste brief aan zijn zuster, vier dagen voor hij door Duitse machinegeweren wordt neergemaaid als hij zelf vooropgaat in een charge die vrijwel direct mislukt. Zijn lijk kan pas na een dag worden weggehaald. Zijn mannen begraven hem in een graf dat later nooit meer is teruggevonden.

Als het nieuws van zijn dood Groot-Brittannië bereikt, wordt hij bijna heilig verklaard. In kerken wordt niet gepreekt uit de Bijbel, maar leest men in plaats daarvan een van de stukken uit zijn boek, dat soms meerdere herdrukken in één maand beleeft. Het vindt niet alleen gretig aftrek in het vaderland, maar in heel het dan nog wereldomvattende Britse Rijk. Het ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt een Amerikaanse uitgave in de hoop dat het helpt de Amerikanen over de streep te trekken om deel te nemen aan de oorlog. Maar die steun is overbodig, want ook in de VS wordt Hankeys boek direct een bestseller. Dat de uitgever zijn nog rouwende zus aanspoort om het tweede boek snel gereed te maken is in het licht van die rage wellicht minder verbazingwekkend dan het op het eerste gezicht lijkt.

Dat tweede boek bestaat uit eerder verschenen stukken, een aantal dat klaarlag voor publicatie en enkele uit de nalatenschap, zoals de biografische schets van zijn jeugd, een paar samenspraken en enkele brieven waarin hij onder andere de volgende wereldoorlog al voorspelt. De volgorde lijkt redelijk willekeurig. In deze Nederlandse selectie uit beide boeken zijn de stukken voor het eerst zo veel mogelijk chronologisch gerangschikt in de hoop dat zo zichtbaar wordt dat deze student meer van de wapenen heeft geleerd dan hem lief was.

uit: Donald Hankey, Student onder de wapenen
2018 De Bezige Bij
selectie, voorwoord en vertaling: Hans Kloos

Student onder de wapenen is een bijzonder fascinerend boek, omdat het militaire en het religieuze erin feilloos aan elkaar gekoppeld worden, iets wat ons vreemd is geworden. Alleen IS-strijders zijn nog zo achterlijk, denken we dan wel eens, maar Hankey toont dat dit ook tot onze eigen culturele erfenis behoort.’

De Morgen

‘Wat opvalt, is de onsentimentele droge, strakke en lenige stijl.’

De Standaard