Deze week verschijnt in de VS Martyr!, de debuutroman van de Iraans-Amerikaanse dichter Kaveh Akbar. Volgende maand volgt mijn vertaling Martelaar! bij uitgeverij Pluim.
De eerste recensies duiken al op, vergezeld van grote interviews in onder andere de New York Times. Daar is het boek al de ‘Editor’s Choice’ en een recensent schrijft elders: ‘Akbar’s darkly comic novel is an electrifying portrait of a young man’s search for meaning’. Het was dan ook een fijne klus om het te vertalen. Hopelijk klinkt dat ondanks plots in mijn rug geschoten spit ook door in de podcast waarin Chris Kijne mij ondervraagt over het proza van de dichter. Je kunt die hier beluisteren:
Het voorbeeld dat me op dat moment te binnen schoot, van de metaforen waaruit blijkt dat de schrijver een dichter is, is het beste niet, bedacht ik later. Zo is dit fraaier: ‘Ali’s woede voelde aan als vraatzucht, bovennatuurlijk bijna, als een dode hond die hongert naar zijn eigen botten.’ Of dit: ‘Lisa knipperde met haar ogen. De stilte hing als een kerkklok tussen hen in.’ (Dat is Lisa Simpson, de intelligentste van de cartoonfamilie.) En President Invective heet in het Nederlands president Schimp zodat wel duidelijk is wie er wordt bedoeld. Later meer.
Tijd voor enkele korte berichten van elders. Enige tijd geleden schreef ik voor Pasuit, de site die onderbelichte buitenlandse en Nederlandse literatuur onder de aandacht wil brengen, een introductie voor Skugga och svalka (Schaduw en koelte), het zeer lezenswaardige debuut uit 2021 van Quynh Tran, Fins-Zweeds auteur van Vietnamese komaf, nu woonachtig in Malmö, maar geboren in een Maleisisch vluchtelingenkamp en opgegroeid in een stadje aan de Finse kust. Lees dit signalement waarin trouwens Dennis Bergkamp opduikt, op pasuit.nl.
In het deze week verschenen nummer van Filter staat naast Antjie Krogs Salig is die Vertalers want hulle sal die Aarde beërwe, een derde door mij vertaalde column van David, deze keer over de Engelse vertaling van een gedicht van de geliefde Annie M.G. Schmidt. Voor het volgende nummer heeft hij een column geschreven over de Engelse vertaling van een Duits lied. Nader bericht volgt.
Dit voorjaar stonden er in de Poëziekrant vertalersportretten van Kiki Coumans die uit het Frans vertaalt, Erik De Smedt (Duits), Silvia Marijnissen (Chinees) en mij (Engels en Zweeds). Die waren alleen toegankelijk voor lezers van het blad. Maar bij VertaalVerhaal vonden ze de portretten zo interessant dat ze die ook wilden publiceren. Vanaf vandaag kun je mijn portret lezen: https://vertaalverhaal.nl/project/woorden-hebben-hier-niet-hetzelfde-gewicht/
De Poëziekrant had ons alle vier dezelfde vier vragen gesteld. De anderen hebben die als vragen met antwoord teruggestuurd. Ik heb er een doorlopend stuk van gemaakt waarin de vragen worden beantwoord. Bij het portret hoort een portret, een foto die wel in de Poëziekrant staat, maar nu niet op VertaalVerhaal. Dus zetten we die hier:
Vorige maand al is Hitler, Stalin, vader en moeder verschenen, het boek van de Britse politicus en columnist Daniel Finkelstein dat ik samen met Sylvie Hoyinck en Annemie de Vries voor De Bezige Bij heb vertaald. Het wordt hier en daar al met lof ontvangen door de pers. Met name vanwege de verknoping van familieverhalen met de grotere geschiedenis en dat in een stijl die tegelijk zakelijk, navrant en ontroerend is, schrijft bijvoorbeeld Paul van der Steen in Trouw. Het Engelse origineel is vrijwel tegelijkertijd uitgekomen en wordt in The Guardian zo gekenschetst: ‘A son’s profoundly moving account of his parents’ survival under Nazi and Soviet rule’.
Eerder schreef ik al dat Finkelstein het verhaal van zijn opa en oma en hun kinderen van moeders en vaders kant beschrijft. Zijn moeders achternaam was Wiener en de Wieners waren Duitse Joden uit Berlijn die al vroeg naar Amsterdam vluchtten, maar daar alsnog met de nazi’s te maken kregen. Opa Alfred Wiener zal op den duur een van de belangrijkste aanvoerders van bewijsmateriaal worden op grond waarvan veel nazi’s na de oorlog worden veroordeeld.
De Finkelsteins, vaders kant, waren Poolse Joden uit het toen nog Poolse Lwów – nu het Oekraïense Lviv – waar Stalins Rode Leger huishield waarna de Finkelsteins in zijn goelags verdwenen. Dat dit geen definitief verdwijnen werd, is mede te danken aan Hitler die Stalin van bondgenoot tot vijand verklaarde. Het boek staat vol met zulke soms intrieste, soms komisch absurde wendingen. Als voorproef volgt hier zo’n wending in de lotgevallen van Finkelsteins vader en oma die gescheiden van vader en man naar een goelag in Siberië zijn gedeporteerd. Zijn vader is dan nog een jochie.
Behalve de kaas en de twee keer mazzel was er zo nu en dan een rantsoen meel voor de ‘lijm’ zoals mijn vader de brij noemde die ze ermee maakten. Die was net aan eetbaar met een snufje van de suiker die uit Lwów was opgestuurd. Om het te kunnen maken moesten twee hindernissen worden genomen. Zolang Ludwiks meststapel nog aan het drogen was, bleef het een probleem om aan brandstof voor het koken te komen. En ze hadden ook geen kookgerei, nog niet één pan. Deze problemen waren gelukkig hanteerbaar met typisch communistische oplossingen.
De eerste was dat het bevoegd gezag besloten had om in het belang van de algemene hygiëne het dorp een voorraad kwispedoors te zenden. Die waren op zijn zachtst gezegd niet heel erg in trek bij de dorpelingen, maar de gedeporteerden maakten er gretig gebruik van om eten in te bewaren of in te koken. Toen Ludwik het vet van de verdronken os naar huis had gedragen, gebeurde dat in een kwispedoor. Dat was niet makkelijk geweest omdat er een gat zat in de kwispedoors, maar het lukte net.
Ludwik vond ook een socialistisch antwoord op het nijpende brandstofprobleem. Naast de kwispedoors hadden de landarbeiders vooral een degelijk begrip van de communistische ideeën nodig, besloot het Sovjetgezag. Dat voorzag hen daarom ongevraagd van een grote voorraad van een boek getiteld Korte geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie, in het Kazachs. Deze voorraad bleek te groot voor de vraag, aangezien de lezersvraag gelijk was aan nul. Ludwik kwam er proefondervindelijk achter dat één deel precies lang genoeg bleef branden om een kwispedoor ‘lijm’ mee te koken. Hij confisqueerde een groot deel van de voorraad van de boerderij.
Zo luidt de titel van een bloemlezing die op 5 juni verscheen met als ondertitel ‘meer dan 100 verschillende gedichten over diversiteit’, een co-productie van XSAGA en uitgeverij Podium. De titel is ontleend aan een regel die het homomonument in Amsterdam siert en uit een gedicht van Jacob Israël de Haan komt: naar vriendschap zulk een mateloos verlangen. Dat was ruim veertig jaar geleden ook de titel van een bloemlezing uit Nederlandse homo-erotische poëzie. Het mateloos verlangen van nu is breder.
Splinter Chabot die ook de lancering van de bundel in de Amsterdamse OBA presenteerde, schreef dit in zijn voorwoord: ‘In dit boek staan meer dan 100 verschillende gedichten over diversiteit. Soms zullen die gedichten een gevoel omschrijven dat je herkent, maar waar je de woorden nog niet voor had gevonden. Misschien zullen ze stukjes van een spiegel bevatten die iets van jezelf laten zien, of zullen de gedichten als een warme knuffel voelen, terwijl andere je tonen wat er nog op je pad komt, je meenemen op een persoonlijke reis en twijfels, angsten en woede blootleggen.’
Ook mij is gevraagd een gedicht voor deze bloemlezing te schrijven. Of en hoe dat in Splinters beschrijving past, kun je zelf beoordelen. Lees het gedicht maar.