‘Ze zijn lichter’

Thomas Tidholm

Gisteren is het Scandinavië-nummer van literair tijdschrift Terras verschenen waarvoor ik werk van twee Zweedse dichters heb vertaald. Eén van de twee is een oude bekende: Thomas Tidholm.

De veelzijdige Tidholm maakt naast poëzie kinderboeken die geregeld bekroond worden, vaak samen met zijn vrouw Anna-Clara, en ook muziek – het recente Orsa by Night is een aanrader.

Een nummer van het album Orsa by Night van Tidholm en Knutsson

In 1995 heb ik voor Perdu uit zijn poëzie de bloemlezing Ik was een slechte hond samengesteld en in 1993 vertaalde ik al het hoorspel Pojken (‘De jongen’) voor theatergroep De Trust. Later vertaald werk verscheen in Raster en soms online. Recentelijk zijn er in Zweden twee totaal verschillende bundels verschenen. Het meest recent is Jordlöparens bok (‘Het boek van de loopkever’, 2020).

Voor vertalingen daaruit moet je in het nummer van Terras kijken, net als voor een aantal gedichten uit een andere recente bundel: Rösterna från Avocadobergen (‘De stemmen uit de Avocadobergen’, 2018). De Avocadobergen zijn geen bergen, maar de naam van wat ooit een voorstadje is geweest. De grote stad waar het bij heeft gehoord is vergaan. In de bundel klinken de stemmen van de mensen die niet weg wilden of konden en van anderen die aan zijn komen waaien.

Binnenkort meer Tidholm, ook ouder werk, op hanskloos.nl. Hier nu vast een van die stemmen uit het voormalig voorstadje.

_______

De woorden


We roepen in de schemering
van de balkons
wanneer het tussen de gebouwen door waait

Woorden hebben hier niet hetzelfde gewicht
als op andere plaatsen
Ze zijn lichter

Je grijpt ze uit de lucht
als je ze nodig hebt
laat ze dan weer los aan de lijzijde

Daar mag de wind ze meenemen
Ze worden wat ze in de mond worden
en dan weer weg

tussen het laken en het ondergoed
fladderend

als het al woorden waren
 

Thomas Tidholm
vertaling: Hans Kloos

Een kind doden

Dat is de Nederlandse titel van het beroemdste korte verhaal uit de Zweedse literatuur, Att döda ett barn van Stig Dagerman. Dat is verfilmd en staat nu op Netflix. Die korte film heb ik gezien en ik was met stomheid geslagen. Toen de woorden terugkwamen, schreef ik een stuk met dezelfde titel als het verhaal en de film en dat staat op de site van Filter, het tijdschrift over vertalen.

Het titelbeeld op Netflix

Een oprisping

Vorig jaar was ik met Hier maak ik mijn stad, mijn vertaling van Robin Robertsons The Long Take, genomineerd voor de Filter Vertaalprijs 2020.  Dit jaar werd ik uitgenodigd om zelf plaats te nemen in de jury voor 2021.

De enorme lijst vertalingen bleek een waar smörgåsbord te zijn, zouden de Engelsen zeggen die het Zweedse woord kennen: een overvloedige dis met een scala aan heerlijkheden. Hier en daar viel iets tegen. Meestal een uit het Engels vertaalde titel die leek te hebben geleden onder te grote haast. Maar het was een rijk vertaaljaar en ook onder de afvallers zaten zeer lezenswaardige, vakkundig vertaalde boeken, zoals bijvoorbeeld Mijn konijn van vaderskant van Etgar Keret, vertaald door Ruben Verhasselt, dat ik met zeer veel plezier heb gelezen.

Uiteindelijk kwamen we, Jacqueline Hulst, Emilia Menkveld, Jaap Scholten, Ivo Smits en ik, tot vijf vertalers die volgens ons de bijzonderste vertaalprestatie hadden geleverd.

Michaël Stoker Kroniek van een leven dat voorbijgaat
Fernando Pessoa (Van Oorschot)

Froukje Slofstra Romans
I.S. Toergenjev (Van Oorschot)

Jan Willem Reitsma Duizend manen
Sebastian Barry (Querido)

Floor Borsboom Aan de lopende band. Aantekeningen uit de fabriek 
Joseph Ponthus (De Arbeiderspers)

Bas Belleman Shakespeares Sonnetten (Athenaeum – Polak & Van Gennep)

[Op twee van de vijf omslagen wordt de vertaler vermeld.]

Onze indrukken van deze prachtvertalingen vind je op deze pagina van de Filter Vertaalprijs 2021 waar de vertalers ook zelf in korte filmpjes iets over het boek en hun vertaling vertellen. Uiteindelijk kozen wij voor het liefdewerk over de liefde, Bas Bellemans vertaling van Shakespeares Sonnetten, de bijzonderste onder de bijzonderen. De dag na zijn uitverkiezing verscheen er een mooi interview in de Volkskrant onder deze titel Shakespeare is allesbehalve stijfjes, zegt de winnaar van de Filter Vertaalprijs. Waarom zou je hem dan wel zo vertalen?

Ondertussen was ik gevraagd iets te schrijven over mijn wederwaardigheden als jurylid en dat deed ik na enig aarzelen maar al te graag omdat het tot mij doordrong dat we over sommige dingen niet hadden gesproken, zoals bepaalde criteria en vermogens, iets waar Mack the Knife wel over sprak: Also sprach Mackie Messer.

Tamsin en Flip

Op 22 april 2021 ligt Ik ben een eiland van Tamsin Calidas in de boekhandel. Het is haast een omkering van mijn vorige boekvertaling, Hier maak ik mijn stad van de Schotse dichter Robin Robertson. In zijn verhaal trekt een eilander van Schotse afkomst naar de grote stad. De Engelse Calidas ontvlucht Londen in haar autobiografische boek en vestigt zich juist op een Schots eiland.

Op de portfoliopagina vind je meer vertalingen en fragmenten.

Toen ik voor uitgeverij Pluim aan de vertaling begon, schreef ik al dat de Engelse titel mij deed denken aan een nummer van Simon & Garfunkel met de refreinregel ‘I am a rock, I am an island’. Ook de Nederlandse titel – deze keer eens een letterlijke vertaling – kwam me bekend voor, maar ik kon maar niet achterhalen waarom. Nu schijnt Brigitte Kaandorp een nummer met die titel te hebben geschreven, maar dat is mij al die tijd ontgaan.

De vertaling was inmiddels in de correctiefase gekomen en nu wilde ik het toch weten. Zoeken op de titel alleen leverde te veel hits op om wijs uit te worden. Pas toen ik uit nieuwsgierigheid mijn eigen achternaam als zoekterm toevoegde, dook er iets interessants op. Dat had niets met mij te maken maar wel met Willem – zeg Hans, ben jij soms van familie van…? – die dat niet is. Ik belandde in een oude jaargang van Tirade waarin hij wordt genoemd en ‘ik ben een eiland’ ook voorkwam, maar niet in een gedicht van Willem.

Ik zweeg nog even, keek naar z’n brilleglazen en knikte toen.
     ‘Ik ben niet droevig. Ik ben een eiland.’
     ‘Een eiland,’ zei ik, zo effen mogelijk. ‘Zijn we niet allemaal eilanden?’
     ‘Misschien, ik denk niet zoveel over allemaal, maar ik ben een eiland.’
     Even stilte. Ik staarde naar een kring op ’t tafeltje. ‘Die kan er niet meer uit,’ zei Flip.

losse uitgave in de reeks Kort en Goed

‘Insula dei’, het eiland van God, daar kende ik het van. Het is een van Nescio’s langere verhalen uit Boven het dal, dat ik al zeker twintig jaar niet meer had gelezen. God doet niet mee in het boek van Calidas, in ieder geval niet in die gedaante en onder die naam, en Nescio’s eiland is vooral een geestelijk oord terwijl dat van Calidas steenhard stoffelijk is, maar er zijn naast die verschillen ook overeenkomsten tussen haar eiland en dat van Nescio. Nu kan ik dat hier uiteen gaan zetten, maar beter is het zelf te ontdekken hoe die twee zich verhouden. ‘Insula dei’ vind je misschien in je eigen boekenkast en ook op de DBNL. Hieronder als voorproefje een kort fragment uit Ik ben een eiland van Calidas.

Het komt uit het midden van het boek en vormt de opening van het vierde hoofdstuk van de tweede akte – het boek telt drie aktes – en is in meerdere opzichten typerend, want opgebouwd uit twee bepalende factoren van het hele verhaal, de overweldigende natuur en de omgang met de eilandbewoners. Tamsin Calidas is van oorsprong fotograaf en begint elk hoofdstuk met een foto van eigen hand.

_______

Dood gras

In de dampende schemering wordt het gras doorschoten met vreemde lichten en schaduwen. Aan de horizon gaat de wind liggen terwijl de zon nog diep nagloeit, waardoor de ruige luchten oplichten als een sinister voorteken. Zo is het altijd wanneer een lege maan opkomt en het tij heel laag zakt. Het is een tijd waarin je de donkere, naar de aarde gerichte kant van de maan even kunt ontwaren.
     Als ik dichterbij kom, komt de worstelende vorm voor me op de grond als een prachtige schok. Zijn verenkleed is zacht en geelbruin en beweegt vloeiend met een soepele, geheel eigen elegantie. Hij komt omhoog en valt steeds omlaag en lijkt zo met zijn eigen schaduw te dansen. Al het andere roestende gevogelte is stil, zit veilig op een tak voor de nacht. Een paar minuten lang sta ik aan de grond genageld. Het is een vreemd beest, groter dan een kraai: één lichaam met vier vleugels.
     Ik kijk toe terwijl de delen samenklitten en dan weer loskomen. Het is moeilijk te bepalen of dit leven vecht om vrij te komen of om vastgehouden te worden. Ik gis dat het een buizerdvrouwtje is dat haar nestjong voert dat nog niet kan vliegen. Maar het doet pijn om ernaar te kijken, omdat ze het kuiken tergt. Dit treffen heeft een zekere wreedheid – iets wilds, oerouds en ontstellends. De oude vogel dwingt de jonge de vleugels uit te slaan, om te vechten voor opgehoeste restjes. Zodra het jong in de lucht is, een metertje hooguit, slaat de ouder op hem neer en valt het jong op de grond. Ik herken iets in deze strijd. De jonge vogel snakt naar voedsel, is zichtbaar uitgeput door het niet-aflatende lokken en weer neerslaan. Maar het komt omhoog, keer op keer, en pakt wat het nodig heeft om te overleven.

Ik knipper slaperig met mijn ogen als het raam plotseling vol wordt belicht door het verblindende felle schijnsel van koplampen op het erf. Het is laat, al even na middernacht. Ik ben met mijn armen om Maude heen abrupt wakker geworden uit een diepe slaap op de grond voor een koude haard. Ik ben doodop. De winter en eerste voorjaarsmaanden zijn meestal een tijd van rust voor het lammeren begint, maar ik ben elke dag van zonsopgang tot zonsondergang in de weer. […]
     De koplampen gaan uit. Dan hoor ik een portier dichtslaan en zware voetstappen over de ruwe stenen lopen. Er is geen tijd om te reageren; geen tijd om de lichten binnen uit te doen of de gordijnen te sluiten. Gewoonlijk heb ik wanneer dit gebeurt tijd om me boven te verstoppen. Het volgende moment staat er een man in mijn huis. Hij is van middelbare leeftijd, gedrongen, met een wasbleek gezicht. Ik staar hem verbijsterd aan. Niet dat ik hem niet ken – op een eiland kent iedereen elkaar. Maar ik wil hem hier gewoon niet hebben. Hier heb ik vaak mee te kampen. De trotse traditie dat verlichte ramen een open deur betekenen en dat je niemand de toegang weigert die bij je aanklopt, is er een waarvan te vaak misbruik wordt gemaakt.
     Vannacht ben ik te moe om me hiermee in te laten. ‘Het spijt me,’ zeg ik. ‘Maar het is al veel te laat – ik ben net op weg naar bed.’
     Hij glimlacht en schudt langzaam het hoofd. Dan ploft hij in een lege houten stoel, alsof zijn benen het plotseling begeven hebben. Een fles whisky wordt op tafel gezet. Hij is al bijna leeg. Zijn ogen staan oplettend, glinsteren.
     ‘Is altijd nog tijd voor één glaasje voor je naar bed gaat,’ brabbelt hij. ‘Zo, en nou over jou. Wanneer komt die vent van je t’rug?’
     Ik kies mijn woorden met zorg. ‘Nee, echt hoor. Toe, je moet weer gaan. Ik ben heel moe – laten we dit een andere keer maar doen.’
     Zodra ik dat gezegd heb, kan ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Ik probeer de sfeer licht te houden, mijn toon beleefd, beschaafd. Maar deze open uitnodiging had ik hem niet willen geven. Dat weet hij.
     ‘Fraai welkom, hoor. Kom op, doe nou niet zo…’ zoekt hij naar het woord dat hij nodig heeft en dan zegt hij langzaam: ‘…bezopen.’
     

_______

Wie wil weten hoe dit afloopt en hoe eilandmensen, menseneilanden en stenen eilanden zich tot elkaar verhouden, kan Ik ben een eiland bestellen bij uitgeverij Pluim, of natuurlijk bij de plaatselijke boekhandel en het daar volgende week ophalen.

In de grote winkel

Het is Tweede Paasdag 2021. Het sneeuwt en hagelt en de coronalockdown heerst nog. Normaal schijnt dit de dag te zijn dat Nederland en masse naar de meubelboulevards en outlets trekt, maar dat zit er nog steeds niet in.

Zou daarom dit gedicht weer boven zijn komen drijven in mijn herinnering? Ik schreef het ruim tien jaar geleden tijdens en voor de uitzending van het programma Dit is de dag op Radio1 waarin het over winkelverslaving ging. Later nam ik het ook op in De interviews. Hieronder kun je luisteren naar de telefonische voordracht.