Vijf jaar geleden zat een tienermeisje tegenover mij aan tafel in haar huis in het Haagse Kijkduin. Dit weekend is ze de covergirl van het Volkskrant Magazine dat inhaakt op het succes van de tv-serie The Queen’s Gambit, die het verhaal vertelt van een jonge schaakster die in de jaren vijftig en zestig probeert de beste schaker van de wereld te worden.
Anna-Maja Kazarian en drie andere jonge topschaaksters is een kort interview afgenomen en van alle vier zijn fotoportretten gemaakt in de retro-stijl van de serie. Die schijnt overigens goed vertaald te zijn, maar juist als het aankomt op schaaktermen helaas de mist in te gaan.
Anna-Maja won 29 november nog het NK internetschaak voor vrouwen en in 2015 was ze al Europees kampioen bij de meisjes tot en met zestien jaar. Datzelfde jaar nam ze ook deel aan het NK Schaken en de organisatie vroeg mij toen ter gelegenheid daarvan een gedicht te schrijven.
Na een bezoek aan haar en haar moeder vervlocht ik daarin een schaakprobleem voor beginners met haar verhaal en dat van Sissa, de mythische bedenker van het schaakspel, aan wie we ook de legende te danken hebben van de raadsman die zich door zijn koning liet belonen door op elk vak van het schaakbord steeds het dubbele aantal graankorrels te laten leggen: 1 op het eerste vak, 2 op het tweede, 4 op het derde enzovoort. Tot er op het laatste, 64e vak maar liefst 18.446.744.073.709.551.615 korrels liggen. Een van de klassieke voorbeelden van exponentiële groei, waaraan in deze corona-tijden weleens wordt gerefereerd om te laten zien hoe snel het virus zich kan verspreiden.
Anna-Maja, Sissa
en de paardenvraag
Kan een paard overal op het bord komen
zonder vaker dan één keer op een veld te komen?
Eén op a1
Een nieuwe dame is ze, een pion
die in de vroege ochtend van het spel is gepromoveerd
Twee op c2
na het offer van een oudere dame
in een Georgisch-Armeens-Heerenveense opening
Vier op b1
Nu lijkt ze alle velden te kunnen bestrijken –
de jacht is nog jong en de sneeuw vers
Acht op d2
Sneeuwlezen is schaken, ontwaren
welke mogelijkheden leven onder de zacht smeltende deken
Zestien op f1
waar goud en impasse liggen verscholen
en zelfs de dood nog bloedt onder de witte tijd.
Tweeëndertig op h2
Hoe goed, hoe snel ziet ze
de contouren van de zwarte penning?
Vierenzestig op g4
Maar tijd is iets wat ze stilzet,
ruimte om de parallelle toekomsten te ontdekken.
Honderdachtentwintig op h6
Misschien is ze familie
van het ijskonijn en de yeti, een sneeuwdolfijn
Tweehonderdzesenvijftig op g8
die moeiteloos heen en weer duikelt
van kans naar eeuwig schaak
Vijfhonderdtwaalf op e7
en straks komt er iemand
die haar tot zetten dwingt, iemand
Duizendvierentwintig op c8
die haar seconden, minuten laat eten;
tijd die als een lintworm in haar huist;
Tweeduizendachtenveertig op a7
en dan braakt zij een eindspel uit,
want elke schaker kent de paardenronde, elke speler weet
Vierduizendzesennegentig op b5
hoeveel graan de bedenker
van het spel had moeten krijgen op het laatste veld –
alleen het paard weet wat daar zal liggen bij de laatste zet:
tarwekorrels, goudstukken, bloeddruppels of sneeuwkristallen