Het verband tussen genocide en megabranden

Op de plaats van het woord ‘genocide’ kunnen meer woorden staan die je daar misschien niet direct zou verwachten, bijvoorbeeld ‘natuurbehoud’ en ‘Linnaeus’. Het komt allemaal aan bod in het boek dat ik onlangs voor uitgeverij Pluim heb vertaald: Als alles brandt van Jordan Thomas. De schrijver is antropoloog en ‘hotshot’, zoals de enigszins komische benaming luidt van een lid van de elite van de Amerikaanse brandweer, de mensen die elke keer in de frontlinie van de natuurbrandbestrijding zijn te vinden.

Jordan Thomas, hotshot, antropoloog, schrijver

Thomas vertelt hoe hij hotshot wordt en het hem vergaat in een jaar dat hem zwaarder op de proef stelt dan hij heeft gedacht. Tussen alle verhalen over de megabranden in Californië schetst hij hoe ze hebben kunnen ontstaan, welke factoren en groepen mensen daarin een rol hebben gespeeld en wat er misschien nog aan te doen is. Bij het ontstaan is een grote rol weggelegd voor de in Nederland vermoed ik vrij onbekende Californische genocide door eerst de Spaanse overheerser en daarna de Amerikaanse kolonisten. De inheemse bevolking beheerde het Californische landschap namelijk zeer zorgvuldig waardoor er geen megabranden konden ontstaan. Dat deden ze met een ook al onverwacht middel: branden. Toen die bevolking letterlijk gedecimeerd was, kregen de altijd opduikende natuurbranden vrij spel.

Hoe dat precies zit, ontdek je als je Als alles brandt leest dat vol staat met zulke verrassende lijnen door de geschiedenis die allemaal samenkomen in het heden waar het schier onmogelijk lijkt de megabranden en aanjager nummer één, klimaatverandering, nog een halt toe te roepen. Maar Thomas schetst ook mogelijkheden die een catastrofale toekomst misschien nog (deels) kunnen afwenden. En dat allemaal in een boek dat volgens de Washington Post ‘met hartstocht wordt verteld, feilloos is onderzocht en van groot belang is. (…) Thomas’ gedetailleerde beschrijvingen van het slopende kapwerk en de vrijwel constant levensbedreigende omstandigheden zijn meeslepend, maar de werkelijk kracht van het boek schuilt in de systematische, scherpzinnige en overtuigende verklaring van hoe we überhaupt in deze situatie zijn beland – in een wereld waar megabranden onvermijdelijk en onhoudbaar voortwoeden en elke woonplaats en ecosysteem op hun pad vernietigen.’

Als voorproefje de opmaat tot Thomas’ hotshotschap, als hij nog bij de gewone natuurbrandweer zit en de opdracht krijgt lopend een medische uitrusting een berg op te brengen voor de evacuatie van een gewonde hotshot die onbereikbaar is voor een traumahelikopter. Gevolgd door het begin van het verhaal van Omer Stewart die als eerste onderzoeker begon door te krijgen wat er allemaal speelde.

Ik begon aan de helling en het rennen werd klauteren. Met één hand zwaaide ik de stalen hak over mijn hoofd, diep in het zand, ik pakte een rots beet met mijn andere hand en trok mezelf op door de stoplijn. Ik klom langs de Scorpions, een team dat zijn tijd verdeelt tussen werken op het land en branden bestrijden. Ze lieten mariachimuziek uit hun telefoons schetteren en moedigden me aan. Ik kwam langs een ander team waarvan de leden klopjes op mijn rug gaven en me vertelden dat ik er bijna was. Mijn handpalm bloedde, die had ik opengehaald aan een rots, maar ik merkte het amper. Mijn zicht vernauwde zich tot de dennen daarboven die met elke stap groter leken te worden.

Toen ik de top naderde, leek de vuurzuil te gloeien in de zonsondergang, alsof hij van binnenuit brandde. De bergen waren zwarte piramides in een werveling van kleuren. Mijn gedachten leken los te staan van mijn lichaam. Nog even en ik zou waanideeën krijgen. Toen de helikopter weer naderde, vroeg ik me af of die me op zou hijsen om me weg te vliegen. Maar hij deed nog één vergeefse poging. Ik was nu zo dichtbij dat ik de bomen kon zien beven voordat de helikopter weer wegschoot.

De hotshots stonden op de bergtop op me te wachten. De gewonde lag op de grond met een bleek gezicht, rommelig donker haar en bange bruine ogen. Een hotshot knikte me toe en haalde de medische uitrusting van mijn rug. Een ander meldde via de portofoon aan hun leider dat ik het had gehaald. Mijn eigen team was een verzameling stipjes daar beneden. Ik zat op een stam te proberen mijn ademhaling weer rustig te krijgen en te kijken hoe de horizon kromp en uitdijde op mijn polsslag totdat alles tot bedaren kwam.

Maar er was geen tijd te verliezen. Toen de hotshots de gewonde op een brancard tilden, stortte ik me half verdoofd en hallucinerend de helling af het donker in waar ik me bij mijn team voegde om een pad vrij te maken voor de hotshots die de man door het bos omlaag droegen. In het avondduister wierp mijn hoofdlamp monsterlijke schaduwen die tussen de bomen op ons loerden. Ik viel met mijn zaag de takken aan en zij gingen mij te lijf totdat ik in een plas wit licht belandde op een open stuk vlakke, harde grond.

De leider van de hotshots stond op de weg. Een silhouet in het schijnsel van koplampen. Zijn gezicht was van roet. Om zijn mond speelde diezelfde geamuseerde grimas. Zijn ogen waren op mij gericht. Toen ik naar hem toe liep, vroeg hij of ik er weleens over na had gedacht om hotshot te worden.

Ik probeerde rechtop te staan, maar mijn lichaam wilde in elkaar kruipen tot een staande foetushouding. Ik kon me niet voorstellen dat ik dit een halfjaar non-stop deed.

Met het laatste restje kracht dat ik nog in me had, vertelde ik hem dat ik inderdaad hotshot wilde worden. De hotshot gaf me een hand en nodigde me uit voor een sollicitatiegesprek.

Ongeveer een eeuw voor mijn sollicitatie bij Aoki begon een andere antropoloog aan een avontuur om branden in Californië te leren begrijpen. Maar het waren niet zozeer de vuurzeeën die Omer Stewart voor een raadsel stelden toen hij in de jaren dertig aan het promoveren was aan Berkeley. Het was de afwezigheid daarvan. Er waren geen vuurzeeën, of in ieder geval niet van een omvang als de hedendaagse. De afwezigheid van branden in Californië was in tegenspraak met alles wat Omer op grond van zijn onderzoek verwachtte, namelijk dat Californië elk jaar vrijwel overal in brand zou staan.

Toen Omer zijn mentor Alfred Kroeber naar dit raadsel vroeg, was hij achter in de twintig met een net voorkomen, loensend oog en ontwapenende glimlach. Kroeber werd toen beschouwd als de meest vooraanstaande wetenschappelijk deskundige op het gebied van de inheemse Californische culturen. Omer kreeg Kroeber zover dat hij diens persoonlijke aantekeningen mocht lezen van zijn veldonderzoek bij de Yurokstammen in het noorden, richting de grens met Oregon. Op die pagina’s vol handgeschreven, door regen uitgelopen krabbels stuitte Omer herhaaldelijk op verwijzingen naar de manieren waarop de Yurok hun land slechts tientallen jaren daarvoor nog beheerden. Ze ontstaken branden op de weides, in de wouden, in de eikopstanden en sequoiabossen. ‘Ze ontsteken tot hoog in de bergen branden,’ had Kroeber opgeschreven.

Nieuwsgierig geworden reisde Omer naar Clear Lake, het gebied waar verscheidene Pomostammen huisden, zo’n 160 kilometer ten noorden van Berkeley. Traditioneel omvatten de gronden van de Pomo het merendeel van de hedendaagse county’s Mendocino, Lake en Sonoma, een gebied dat groter is dan de staat Connecticut. Toen hij de Pomo vroeg naar hoe ze hun land in vorige generaties hadden beheerd, kreeg Omer te horen dat ze ‘álle velden en bossen met opzet in brand hadden gestoken’.

Dit verbaasde Omer, want dat was in tegenspraak met de wijdverbreide veronderstelling dat inheemse volkeren weinig in het landschap hadden ingegrepen en veranderd voor de komst van de Europeanen en witte Amerikanen. ‘Vaak wordt ervan uitgegaan,’ schrijft historicus Stephen Pyne, ‘dat de Amerikaanse indiaan niet in staat was om zijn omgeving verregaand aan te passen en dat hij er überhaupt geen interesse in had, mocht hij daar wel toe in staat zijn geweest.’ Omer vermoedde dat het andersom was, dat de inheemse bevolking niet alleen ecosystemen had veranderd, maar in hoge mate verantwoordelijk was voor de natuurlijke rijkdom en overvloed waarop de kolonisatoren stuitten en die ze als wildernis interpreteerden en ontgonnen. Branden, dacht Omer, vormden het ontbrekende bewijs daarvoor.

Met dank aan entomoloog Aglaia Bouma, mycoloog Thom Kuyper en collega Nico Groen bij het bepalen van de juiste benaming van bomen, planten, paddenstoelen en insecten – zo is ‘brandprachtkever’ een nieuw woord voor een beestje dat nog geen Nederlandse naam had – en vooral aan Adriaan ter Huurne, incidentenspecialist van de Twentse brandweer die ook ‘stage’ heeft gelopen in Californië, voor zijn hulp bij de hotshotterminologie.

Meer over auteur en boek in het Engels op whenitallburns.com. Jordan Thomas zal op 7 november in Den Haag zijn bij Crossing Border.

Het boek is vanaf nu verkrijgbaar in de boekhandel. Je kunt het ook bestellen bij de uitgeverij.